Concordaat van Worms, compromis dat in 1122 werd gesloten tussen paus Calixtus II (1119-24) en de Heilige Roomse keizer Hendrik V (regeerde 1106-25) ter beslechting van de Investituurstrijd, een strijd tussen het keizerrijk en het pausdom over de controle van kerkelijke ambten. Deze was ontstaan tussen keizer Hendrik IV (1056-1106) en paus Gregorius VII (1073-85). Het concordaat markeerde het einde van de eerste fase van het conflict tussen deze twee machten. Een soortgelijk conflict, tussen het pausdom en de koning van Engeland, was in 1107 bijgelegd; die regeling vormde de basis voor het concordaat van Worms, waarin een duidelijk onderscheid werd gemaakt tussen de geestelijke kant van het ambt van prelaat en zijn positie als landmagnaat en vazal van de kroon. Bisschoppen en abten moesten worden gekozen door de geestelijkheid, maar de keizer was bevoegd te beslissen over betwiste verkiezingen. De gekozene kreeg eerst de regalia, of bevoegdheden, privileges en landerijen, behorende bij zijn ambt als vazal, waarvoor hij hulde bracht aan de keizer, en vervolgens de spiritualia, of kerkelijke bevoegdheden en landerijen, gesymboliseerd door de staf en de ring, die hij verkreeg door zijn wijding en van zijn kerkelijke overste, die het gezag van de kerk vertegenwoordigde.

